De wil tot schrijven
Een glazen dak in huis, ik kan voor het eerst in een huis naar de sterren kijken (en vooral regen tot nu toe.) En daar zit ik dan onder, aan tafel met rode pen en manuscript zoals ik mezelf had beloofd. Ik twijfel over het nut van denken in jaarlijkse cycli behalve dat het wel degelijk een moment kan zijn om jezelf te rebooten (een beperkt aantal partities in je hoofd, niet alles tegelijkertijd.) De laatste maanden heb ik geleefd als de laatste bohémien (ik heb het leven in de wolkensteden van Metropolis, de eerste pagina’s van The Picture of Dorian Gray en Ballards Vermillion Sands altijd een waardig streven gevonden, een ethisch leven van spel en zelfverbetering.) Alleen wel een die zijn huis schildert en steeds meer een huisvader benadert.
Schrijven heb ik vooral op Droommachine: Sporenburg in leven weten te houden en ik merkte gelukkig toen ik in 2005 in slaap viel dat ik moeiteloos weer kon denken over mijn twee boeken. In juli had ik zonder er echt moeite voor te doen vijftig hilarische pagina’s van mijn tweede boek geschreven totdat de vakantie aanbrak (waarin ik eigenlijk veel essentiële dingen in aantekeningen heb kunnen plaatsen, een soort landkaart van het boek gevormd –iets wat heel veel zelfvertrouwen geeft) gevolgd door het zwarte gat van de verbouwing.
Als ik mijn huidige situatie zou moeten omschrijven: ik loop vrolijk fluitend langs een afgrond van depressie. Ik kan er niets aan doen, in mijn dagelijkse doen en laten ben ik erg opgewekt. Iedereen is gezond, genoeg te lezen (Stars In My Pocket Like Grains of Sand van Delany eindelijk opnieuw uitgegeven!), een overdaad aan muziek, altijd ideeën...ik vraag eigenlijk weinig van het leven. Wanneer ik dan een schuine blik in de afgrond werp zie ik voorbij een leuk oppervlakkig idee van de huidige maatschappelijke stand van zaken als een nieuw 1977 een veel persoonlijker probleem: een onvermogen om mijn werkelijke talenten/vaardigheden/ervaring om te zetten in duurzame arbeid.
Sociologie studeren is ongeveer de gift van een staaf dynamiet geweest: iemand die allergisch is voor autoriteiten en instituten moet je eigenlijk niet de ruimte, tijd en gereedschappen aanreiken om alles onderuit te zagen. Alles wordt reflexief, onderhevig aan twijfel, beschimpt als nutteloze rituelen, een slecht spel (en dat zal ik ongewild ook uitstralen op sleutelmomenten: ironie/desinteresse/minachting)
Kortom ik voel me steeds meer exile on main street. Dat wat ik ergens onbewust heb nagestreefd omdat de nietzscheaanse glamour ervan me ooit heeft gehypnotiseerd. Alleen verbloemt die glamour wel de eenzaamheid die daar bij hoort. Wat doe ik? Ik haal koppig het manuscript van Droomstof te voorschijn en met de scherpe observaties van Arie in het achterhoofd (werk aan de stijlfouten, schrap bijvoeglijke naamwoorden!! Durf eenvoudige zinnen te schrijven) en ideeën om scènes uit te diepen ga ik stug verder. Wat me er aan tegenstaat, meer dan noeste arbeid is de moeite die ik tegenkom bij lezing van eigen werk, een soort schrijversnarcisme? Mijn eigen teksten kan ik moeilijk kritisch lezen, hoe ik me ook concentreer, op een gegeven moment verleiden mijn eigen woorden me en ben ik mijn kritisch vermogen bijna volledig kwijt, ga ik op in plot en mooie zinnen. Ik moet een ijskoude blik cultiveren.
“My advice to anybody in any field is to be faithful to your obsessions. Identify them and be faithful to them; let them guide you like a sleepwalker.”
J.G. Ballard
Ik hoop dat je gelijk hebt, vriend. Dat het allemaal niet voor niks is.
Schrijven heb ik vooral op Droommachine: Sporenburg in leven weten te houden en ik merkte gelukkig toen ik in 2005 in slaap viel dat ik moeiteloos weer kon denken over mijn twee boeken. In juli had ik zonder er echt moeite voor te doen vijftig hilarische pagina’s van mijn tweede boek geschreven totdat de vakantie aanbrak (waarin ik eigenlijk veel essentiële dingen in aantekeningen heb kunnen plaatsen, een soort landkaart van het boek gevormd –iets wat heel veel zelfvertrouwen geeft) gevolgd door het zwarte gat van de verbouwing.
Als ik mijn huidige situatie zou moeten omschrijven: ik loop vrolijk fluitend langs een afgrond van depressie. Ik kan er niets aan doen, in mijn dagelijkse doen en laten ben ik erg opgewekt. Iedereen is gezond, genoeg te lezen (Stars In My Pocket Like Grains of Sand van Delany eindelijk opnieuw uitgegeven!), een overdaad aan muziek, altijd ideeën...ik vraag eigenlijk weinig van het leven. Wanneer ik dan een schuine blik in de afgrond werp zie ik voorbij een leuk oppervlakkig idee van de huidige maatschappelijke stand van zaken als een nieuw 1977 een veel persoonlijker probleem: een onvermogen om mijn werkelijke talenten/vaardigheden/ervaring om te zetten in duurzame arbeid.
Sociologie studeren is ongeveer de gift van een staaf dynamiet geweest: iemand die allergisch is voor autoriteiten en instituten moet je eigenlijk niet de ruimte, tijd en gereedschappen aanreiken om alles onderuit te zagen. Alles wordt reflexief, onderhevig aan twijfel, beschimpt als nutteloze rituelen, een slecht spel (en dat zal ik ongewild ook uitstralen op sleutelmomenten: ironie/desinteresse/minachting)
Kortom ik voel me steeds meer exile on main street. Dat wat ik ergens onbewust heb nagestreefd omdat de nietzscheaanse glamour ervan me ooit heeft gehypnotiseerd. Alleen verbloemt die glamour wel de eenzaamheid die daar bij hoort. Wat doe ik? Ik haal koppig het manuscript van Droomstof te voorschijn en met de scherpe observaties van Arie in het achterhoofd (werk aan de stijlfouten, schrap bijvoeglijke naamwoorden!! Durf eenvoudige zinnen te schrijven) en ideeën om scènes uit te diepen ga ik stug verder. Wat me er aan tegenstaat, meer dan noeste arbeid is de moeite die ik tegenkom bij lezing van eigen werk, een soort schrijversnarcisme? Mijn eigen teksten kan ik moeilijk kritisch lezen, hoe ik me ook concentreer, op een gegeven moment verleiden mijn eigen woorden me en ben ik mijn kritisch vermogen bijna volledig kwijt, ga ik op in plot en mooie zinnen. Ik moet een ijskoude blik cultiveren.
“My advice to anybody in any field is to be faithful to your obsessions. Identify them and be faithful to them; let them guide you like a sleepwalker.”
J.G. Ballard
Ik hoop dat je gelijk hebt, vriend. Dat het allemaal niet voor niks is.
<< Home