woensdag, november 10, 2004

Talk Talk in 1986/Uit de progrock kast/Was ist Rockismus?

En de volgende herontdekking: Colour Of Spring van Talk Talk. Beetje vergeten brugplaat maar juist dat proces van transformatie, van (vrij geniale) synthpop naar onovertroffen oceanische jazzrock, kan ook een vreemde schoonheid bezitten. De muziek klinkt inderdaad alsof ze uit elkaar wordt getrokken, halfsynthetisch/halfetherisch. Nog steeds pop, echter wel pop die snel vervaagt tot haar grenzen (‘Chameleon Day’ is hier de definitieve opening naar Spirit of Eden.) Groepsfoto in de binnenhoes is intrigerend. Tegenwoordig loopt iedereen bij wijze van spreken met half lang haar, maar in 1986, onder de dictatuur van Nick Kamen en zijn Levi's 501 & witte t-shirt uniform, was dat toch vrij uniek. Weet nog goed hoe gefascineerd ik was door Mark Hollis, die in Countdown (!), haar voor de ogen, ronde zonnebril, over zijn toetsenbord gebogen ‘Life’s what you make it’ zong. Zo wilde ik er ook wel uitzien.

Nog wat in The Billboard Guide to Progressive Music gebladerd en moet behalve af en toe ontzettend lachen (driedubbele liveplaten van Yes, Klaus Schulze die een nummer van 24 minuten ‘Friedrich Nietzsche’ noemt) me ook laten meeslepen door Smiths oprechte enthousiasme. En opeens zie ik ook in dat ik uiteindelijk toch tot het genus progrocker hoor. Misschien breder gedefinieerd dan Smith doet, want mijn prog is behalve…ahem…Mike Oldfield, E.L.O. (verheven boven elke kritiek) ook Herbie Hancock, Serge Gainsbourg, Grace Jones, P.I.L. My Bloody Valentine, Talk Talk, Carl Craig en Goldie.

Wat me meteen brengt bij Koens uitmuntende eerste bijdrage aan De Subjectivisten, Ich trinke Objectivismus mit Rockismus, een messcherpe kritiek op een recentelijk “propaganda stuk” van Gijsbert Kamer en rockism in het algemeen. Of dat dualisme popism/rockism trouwens werkelijk werkt blijft de vraag (okay, blijft de vraag bij elk dualisme.) Ondanks al mijn oprechte sympathie voor DJ-cultuur, de Britneys, de Fun Funs, de Boney Ms, de demente franse filterhouse beukers blijf ik ergens een verschrikkelijke rockist, dol op genealogieën, klassiekers en contra-klassiekers, gefascineerd door het canon (dat dan weer flink moet worden aangepakt), het album als drager van muzikaal narratief, de Auteur. Al is er ruimte voor dialectiek, want laten we wel wezen Superpop figuren als Saint Etienne en Annie zijn gewoon rockistische pop. Het blijven uiteindelijk schoolplein categorieën waar je menig rockfan leuk de kast mee op krijgt. Interessanter blijft toch te zoeken naar het genot in muziek, het moment van scheuring, van verlies, verwondering, mysterie, de nulgraad van betekenis? (kortom zie de inleiding van Blissed Out)