Jimbo!
“Then one day, a possessed person jumped out of the crowd and started imitating a god.”
Zag die laatste biografie van Jim Morrison met saaie titel Jim Morrison: Life, Death, Legend staan en dacht “waarom nog een biografie? Is niet alles gezegd?” En ook nog eens van de auteur van Hammer of the Gods, de standaard biografie over rock & roll exces zoals uitgevoerd door Led Zep. Maar goed ze hadden hem in de bibliotheek staan, ik had zin in een biografie en het is een verhaal dat je talloze keren kan vertellen, want het speelt zich af op het niveau van mythen. Waar No One Here Gets Out Alive van Hopkins & Sugerman het voor elkaars kreeg om het verhaal van Morrison saai te maken en te reduceren tot de meest banale opsomming van wat hem nou net niet interessant maakt (zuipen en drugs) en Oliver Stone’s The Doors wel de esthetiek van de jaren zestig wist te vangen in een hyperreële orgie waar tegelijkertijd elk subtiel gebaar moest worden opblazen, gaat Stephen Davis veel genuanceerder te werk, hij laat de lezer veel werk opknappen. Wat meteen opvalt, Davis blijft maar benadrukken: Morrison leest en leest en leest. En ook dat het gedeelte van de jeugd en zijn leven tot het verschijnen van The Doors het meest interessante deel van de biografie is. De neergang zet al eigenlijk begin 1968 in en dat blijft vaak een pijnlijk verhaal van alcoholisme, heroïsch maar uiteindelijk futiel verzet tegen al dan niet gezichtloze autoriteiten, verraad binnen de groep.
Die periode daarvoor is fascinerend omdat het zoveel vragen oproept over lot, wil en visioenen. Over hoe een boekenwurm, letterlijk dakloos, die eigenlijk schrijver of socioloog dacht te worden, verzonken in drugsvisioenen klaar is om anoniem te verdwijnen in de golf van de jaren zestig en binnen twee jaar een ster is, zonder precedent, en eigenlijk is er na hem nooit iemand zoals hij geweest (ook omdat de regels van het spel zijn veranderd en hij de frontier schiep.) De lijn tussen roem en anonimiteit is zo dun dat je haast moet gaan geloven in lot, in een rol die gespeeld moest worden tot de logische conclusie.
“In that year there was an intense visitation of energy. I left school & went down to the beach to live. I slept on a roof. At night the moon became a woman’s face. I met the spirit of music.”
Wie zegt er nog zulke dingen? En als er al een rockster zou zijn die het zou kunnen dan zou deze toch meteen als pretentieus worden afgebrand. Trouwens de rockcritici konden er ook wat van in die tijd: “The Doors raise sunken continents in everybody’s mind” en “We remember things from a million years ago when he sings.” Trouwens allemaal waar.
Veel interessante weetjes ook, zoals Francis Ford Coppola die klasgenoot is van Morrison bij filmstudies op UCLA. Dat Warhol al in een vroeg stadium helemaal idolaat van hem is, dat ze Antonioni ontmoeten en ‘L’America’ voor Zabriskie Point schrijven (helaas niet gebruikt…stom/stom/stom) en vooral dat zijn vader, later admiraal, als kapitein in de Golf van Tonkin aanwezig was tijdens het incident dat de Vietnam oorlog zou veroorzaken (ironisch gezien de rol van ‘The Unknown Soldier’ als anti-oorlogstatement.)
Verder interessant dat Morrison net voor zijn Miami episode gefascineerd raakt door het extreem radicale Living Theater en een aantal keer gewoon het podium opstapt om mee te spelen. Aangezien Davis niet zoals Stone afhankelijk is van het gebruik van muziek (waarvan de rechten bij haar ouders liggen) kan hij Pamela Courson, Morrisons officieuze levenspartner, afschilderen als verwende junkie waar de man toch altijd bij terugkeerde.
Davis volgt tot Parijs eigenlijk strak het leven van The Doors langs alle concerten die zij spelen, op het eerste gezicht saai maar het geeft wel heel secuur weer hoe de muziek zich ontwikkelde en hoe Morrison zijn gedichten er door heen verwerkte (verbaasde me er over dat ze ‘Celebration of the Lizard’ vaak hebben opgevoerd, alhoewel de molensteen ‘Light My Fire’ Morrison tot zijn laatste concert ongeveer bleef achtervolgen.) Daar tegenover staan twee “openbaringen” waar deze biografie een beetje mee wordt verkocht die Davis eigenlijk nooit hard kan maken. Morrisons biseksualiteit blijft altijd hangen in een waas van geruchten (zeker als je het vergelijkt met de “goed gedocumenteerde” heteroseksuele uitspattingen. Niet dat het mij wat uitmaakt, want laten we wel wezen zijn in leer gestoken Lizard King persona is onmiskenbaar een homoseksueel archetype. Zie Peellaert and Cohns essentiële Rock Dreams) Ook het nieuwe inzicht rond de dood in Parijs is niet erg sterk, niet meer dan een impliciete beschuldiging dat Courson haar man met heroïne van kant heeft gemaakt zodat zij er met zijn fortuin (dat hem toch niet interesseerde) vandoor kon gaan. Zeker omdat in de pijnlijke beschrijving van zijn laatste dagen zo duidelijk wordt dat Morrison uit elkaar aan het vallen was (lijkschouwer “27 jaar oud? Ik wilde 57 jaar opschrijven.”) Parijs is sowieso een wrange episode, Morrison lijkt er gelukkig te kunnen worden maar je merkt dat het minstens twee jaar te laat komt. Aan de andere kant, The Doors als bekend fenomeen bestonden maar vier jaar, niet meer dan een flits waarin waarschijnlijk nooit tijd is geweest voor reflectie. Pff, afkappen maar, ik kan er over blijven doorschrijven. 473 bladzijden, je leest het in een paar dagen uit.
<< Home