Lees nu: Jon Savage – England’s Dreaming
“…what had begun as an excuse to annoy people quickly took on an almost messianic flavour as the inner circle surfed through the city on a diet of sun, sex, sulphate and swastikas.”
Toen dit uitkwam in 1991 wilde ik het meteen lezen. Bleek helaas zo’n boek dat steeds ontsnapt en na lezing van Lipstick Traces had ik het ook helemaal gehad met punk en Sex Pistols (want valt er daarna nog over te zeggen?) Maar goed, Hannah wilde laatst snel naar de kinderafdeling in de bibliotheek en ik was geïrriteerd omdat ik niet een boek van Levi-Strauss kon vinden dat er wel moest liggen, en in een flits greep ik toen maar naar England’s Dreaming. Jon Savage heeft de laatste tijd de faam gekregen een saai schrijver te zijn, daar is hier echter totaal geen sprake van. Dit is het betere jongensboek werk, maar dan over punk.
De details over de opkomst en neergang van de Sex Pistols zijn sowieso fijn, net als het gevoel van energie, van wil en creativiteit dat er uit knalt. Wat England’s Dreaming echter speciaal maakt is wanneer Savage een beeld schetst van Engeland in de jaren zeventig (en ook nog eens handig gebruik maakt van zijn eigen dagboekaantekeningen.) In die zin dekt de titel van het boek de lading perfect. Wie me trouwens het meest fascineert in het verhaal tot nu toe is niet McLaren of Lydon (al is de reactie van de laatste op het beruchte Grundy interview hilarisch) maar Siouxsie. De term die ik zoek is: compleet van de pot gerukt. Maar met stijl.
(En nog wat geïmproviseerde gedachten:
Wel jammer dat Sex Pistols zo’n briljante popgroep was terwijl zoals Marcello Carlin ooit opmerkte, je Never Mind The Bollocks vooral in platencollecties braaf naast Saxon ziet liggen.
En, dat knaagt ook tijdens lezing, wat Laser 3.14 ook laatst aankaartte in verband met graffiti: het probleem van orthodoxie. Savage laat heel mooi zien hoe snel dat proces van regeltjes maken opkomt vanuit een cultuur zelf, de definities van binnen en buiten. Een cultuur van een continu proces van open herdefiniëren, steeds weer opzoeken van mogelijkheden lijkt onmogelijk te zijn…er moet een soort sluitingsproces plaatsvinden.
En dan natuurlijk die gedachte doorzettend: hoe zit dat met house? Zijn we de nieuwe orthodoxie geworden? En gaan we daar wel eerlijk mee om? Ik denk dat het Martijn Grooten was die scherp opmerkte dat er geen enkele reden is voor dertigers om defensief in de underdogpositie te kruipen als het om de positie van dansmuziek gaat. Zeker ook gezien de claims, en ik ben daar zelf ook niet vies van, dat “we gewonnen hebben” en “house is popmuziek” triomfalisme. Daar wringt ook denk ik de schoen wat betreft het rockisme/popisme debat, een frustratie over het onvermogen om ook de kritische taal om te zetten naar een primaat van dansmuziek. We willen alles, heersen en, ergens diep binnen in, ook als een dictator overheersen (een Jaar Nul instellen)
…persoonlijk ben ik er altijd eerlijk over geweest dat in de periode 89-92 de hele muziekmedia mee gesleurd had moeten worden in house*, alleen het discursieve was men in house niet zo sterk/geïnteresseerd in. Een paar jaar later was het te laat en werd in Engeland Britpop ingezet als tegenwicht en house volgens rockistische principes geschapen (Underworld, Chemicals, etc.) Aan de andere kant, misschien is het goed geweest om een “onbegrepen”, en uiteindelijk ongrijpbaar bestaan te hebben geleid.
* bedacht later: popmuziek in De Volkskrant onder leiding van Gert van Veen (een groot gedeelte van de jaren negentig), hoe verfrissend was dat als Jaar Nul kweekvijver. Zo vanzelfsprekend, dat ik het straal vergeten was. Hoe modern werd de krant er ook meteen door. Week in/week uit houseplaten en dan moest rock wel heel goed zijn om besproken te mogen worden. Dat is helaas terug gedraaid onder zijn opvolger, de Koning der Lekker Hoekige Gitaren.)
<< Home