woensdag, april 06, 2005

Metablog discussie

Het keert om de zoveel tijd terug, lijkt inherent aan het bestaan van de weblogger: de twijfel. Ik pik er de afgelopen dagen her en daar weer een paar op: is dit alles? Is er een leven voorbij muziek? Ben ik uitgeschreven? Is alles gezegd? Kan ik het allemaal bijhouden? Het is denk ik een probleem waar iedereen die schrijft van tijd tot tijd mee geconfronteerd wordt, helemaal in de semi-narcistische waas van het bloggerschap waar het gevaar op de loer ligt dat je virtuele wereld op een gegeven moment niet meer het eigen netwerk, de eigen gemeenschap transcendeert. (Ik ben nog steeds erg tevreden over mijn zelf opgelegde bloglevensverwachting van een jaar, waarmee een zekere discipline wordt verankerd die nodig is voor schrijven. Die het schrijven opjaagt.)

Ik denk ook dat het een probleem is dat voortvloeit uit een te hoge zelfreferentie die het schrijven over muziek (steeds vaker?) karakteriseert. Dat wil zeggen: schrijven als proces van categoriseren, niet alleen op de meest bureaucratische wijze met het oog op de jaarlijsten, maar ook als een ketting van teksten die muziek louter omschrijft aan de hand van andere muziek, een taal die aan de ene kant altijd uitbreidt (want er komt steeds meer muziek bij) en desondanks beperkt aanvoelt, steeds nauwer wordt. Op een gegeven moment ontstaat het gevoel dat er een eindeloze reeks nieuwe platen is die geluisterd moet worden, waar niets zinnigs over is te zeggen. Muziek op betekenisniveau gereduceerd tot puzzelstukje.

Het is geen schande dat dit bloggers overkomt, een blog is op te geven of bij te sturen. Probleem is dat het wel degelijk overvloeit naar popjournalistiek in het algemeen, die zich toch al moeilijk weet een houding/identiteit te geven in het digitale tijdperk. Zelfs in haar vrijblijvendheid of juist daardoor weten bloggers/digischrijvers op hun meest geïnspireerde momenten tot spannendere inzichten te komen die buiten orthodoxe journalistieke paden treden (het is alleen denk ik moeilijker om structureel vol te houden, naar de sterren grijpen is lastiger/vermoeiender dan op automatisch piloot een paar korte alinea’s op te schrijven.) Tijd voor een samenwerking tussen “fetisjistische utopisten” en een kritiese popjournalistiek? Wie weet, ik mis toch iets voorbij het pleidooi voor een politiek-economische analyse van popmuziek, waar al snel een gevaar voor droge sociologische demystificatie aan de hand van achterhaalde ideologieën op de loer ligt. Ik zie toch liever een schrijven dat de nadruk legt op mystificatie, die het genot van muziek weet te ontleden en op hetzelfde moment intensifieert door er over te schrijven (net goedkeurend in Sade, Fourier, Loyola gelezen: “politiek is wat de begeerte uitsluit, of die alleen toelaat in de vorm van de neurose: de politieke neurose, of nauwkeuriger gezegd: de neurose die van alles politiek wil maken.”)

Om maar weer over Vet Geluid te beginnen. Je merkt hoe afwachtend er over wordt geschreven, of beter hoe weinig onderzoek er wordt gedaan om werkelijk kritisch of juist meedenkend met de term, laat staan de muziek, om te gaan. De uitspraak van Alter Ego in Nieuwe Revu over blanke dansmuziek wordt klakkeloos overgenomen, zonder dat wordt afgevraagd of a) je een muzikant sowieso over zijn eigen muziek moet vertrouwen b) of het eigenlijk wel waar is. Dat we het nog over zwarte/blanke muziek moeten hebben is per definitie vrij triest (zeker met de implicatie dat zwart = goed/wit = nep) en het is in dansmuziek vrij moeilijk hard te maken. Zolang acid een belangrijke component is houdt Vet Geluid zwarte wortels, maar wat zeg je daar eigenlijk mee? Acid was al muziek die zich weinig aantrok van noties van authenticiteit, dat definitief verraad pleegde aan mythen over de zwarte ziel. Al die binaire schema’s waar terug op kan worden gevallen zijn het probleem. Geef mij maar een oneindig complexe realiteit met mengvormen, labyrinten, onzekerheden, betekenisloze gaten.