House en haar deserteurs
Jess was een beetje een gevallen ster in de blogosphere. Iemand die, vermoedde ik, te gretig de vermoeide figuur wilde spelen, met zo’n “het is over, het kan me niets schelen” toontje waar Amerikanen (post WTC-aanslagen) patent op lijken te hebben aangevraagd. Zijn reactie op Human After All een laatste bewijs (volgens mij ben je gek als je toegeeft dat een plaat fysiek ongemak veroorzaakt, dat is bijna toegeven dat je aan hysterie lijdt.) Maar met Dance Is Dead, Long Live Dance, een doordacht antwoord op Reynolds veelbesproken artikel, revancheert hij zich. Het hoeft hier niet, zin per zin, onder de loep te worden genomen, maar deze opmerking sprong er voor mij uit:
“Dance fans are united, to a (wo)man, not by being black or Puerto Rican or gay, but by hearing freedom in repetition, by hearing more where others just hear a loop, through the release of accumulation, peaks, troughs, by elevating hedonism and escapism not to an abstracted aesthetic goal (as rap has done) but a community, to be shared not hoarded.”
Ik denk dat dit de reden is waarom house altijd meer is dan muziek, waarom ravers voor andere muziekliefhebbers ook iets onbegrijpelijks/ongrijpbaars hebben, iets irritant hooghartigs misschien ook (iets wat bijna grenst aan ethische superioriteit.) Als Vincent er op wijst dat ik techno een religieuze lading toewijs, denk ik verbaasd “ik? De blije agnost?” om daarna toe te geven dat al die praat over het technologische subliem, de sacrale machine, en recentelijk Daft Punk als religieuze muziek etc wel degelijk in die richting wijzen. De laatste tijd verbaas ik mezelf hoe kriegelig ik reageer op mensen die afhaken en vervolgens kritiek hebben op dansmuziek. De utopie van gemeenschap mag niet worden opgegeven/verraden. House wordt iets tussen droomleger en religie van ritme, open en vriendelijk maar even negatief in haar oordeel over deserteurs en afvalligen als die voorlopers. Dat ik tegenwoordig meer als ideoloog dan als voetsoldaat opereer maakt die gevoeligheid, vrees ik, alleen maar erger. Op de dansvloer heb je immers altijd gelijk.
“Dance fans are united, to a (wo)man, not by being black or Puerto Rican or gay, but by hearing freedom in repetition, by hearing more where others just hear a loop, through the release of accumulation, peaks, troughs, by elevating hedonism and escapism not to an abstracted aesthetic goal (as rap has done) but a community, to be shared not hoarded.”
Ik denk dat dit de reden is waarom house altijd meer is dan muziek, waarom ravers voor andere muziekliefhebbers ook iets onbegrijpelijks/ongrijpbaars hebben, iets irritant hooghartigs misschien ook (iets wat bijna grenst aan ethische superioriteit.) Als Vincent er op wijst dat ik techno een religieuze lading toewijs, denk ik verbaasd “ik? De blije agnost?” om daarna toe te geven dat al die praat over het technologische subliem, de sacrale machine, en recentelijk Daft Punk als religieuze muziek etc wel degelijk in die richting wijzen. De laatste tijd verbaas ik mezelf hoe kriegelig ik reageer op mensen die afhaken en vervolgens kritiek hebben op dansmuziek. De utopie van gemeenschap mag niet worden opgegeven/verraden. House wordt iets tussen droomleger en religie van ritme, open en vriendelijk maar even negatief in haar oordeel over deserteurs en afvalligen als die voorlopers. Dat ik tegenwoordig meer als ideoloog dan als voetsoldaat opereer maakt die gevoeligheid, vrees ik, alleen maar erger. Op de dansvloer heb je immers altijd gelijk.
<< Home